Wat is korfbal

 

Korfbal is .........

  • De enige gemengde ploegsport...
  • Samen uit, samen thuis...
  • Topsport...
  • Spectaculair, veelzijdig...
  • Samenwerking...
  • Schijnbewegingen, fysieke conditie, contact...
  • Balvaardigheid...
  • Snelheid...
  • Een opvoedende sport...
  • Een recreatieve sport...
  • Binnen en buiten...
  • Clubleven, gezelligheid...
  • ... Tof

 


Een nieuwe sport, maar al een eeuw oud ..... 

Korfbal werd in 1902 door de Nederlandse onderwijzer Nico Broekhuysen gedistilleerd uit een balspel van onbestemde oorsprong, dat in Nederland snel evolueerde van spel naar sport. Na de eerste wereldoorlog brachten uit Nederland terugkerende Belgen de sport van 'paal en mand' mee naar hun Antwerpse vaderstad, waar op de Olympische Spelen van 1920 een demonstratiewedstrijd gespeeld werd, en daarmee was België meteen het tweede korfballand.
 

Tussen de beide wereldoorlogen consolideerde de korfbalsport zich in de Lage Landen op een zeer hechte basis, maar kende geen uitbreiding naar andere landen, waarschijnlijk in hoofdzaak wegens de tegenstand die de aanwezigheid van dames op het sportveld destijds nog opriep. Na de tweede wereldoorlog herhaalde de geschiedenis zich in die zin dat Nederlandse en Belgische Korfballiefhebbers hun sport verder uitdroegen naar Engeland, Duitsland, Spanje, Suriname, Nederlandse Antillen, Indonesië, Luxemburg, V.S., Australië, Frankrijk, Brazilië, India, Portugal, Nieuw Guinea, Taïwan, Polen en Tsjechoslovakije, zodat een verdere Internationale uitbreiding voor de hand lag.
 

 
 

Spelregels verkort ...

Een korfbalveld bestaat uit twee vakken. In elk vak staan 2 spelers en 2 speelsters van elke ploeg. Doelpunten worden gescoord door de bal in de korf van de tegenstander te werpen. Bij korfbal ligt de nadruk op goed teamverband, en niet op individuele topprestaties.

Om een algemeen beeld van de korfbalsport te verkrijgen, worden hieronder de voornaamste elementen in het kort besproken :

Speelveld

Korfbal wordt gespeeld op een vlak, rechthoekig veld van 60 bij 30 meter. Het speelveld wordt in twee gedeeld door een middellijn.

Korven

De bovenkant van de mand bevindt zich 3,5 meter boven de grond. De korf (zonder bodem) heeft een doorsnede van 39 tot 41 cm.

Bal

Er wordt gespeeld met een gewone bal (425 tot 475 gr, en 68 tot 71 cm omtrek).

Spelers

Het spel wordt gespeeld door twee ploegen. In elk vak staan twee spelers en twee speelsters.

Doelpunten

Een ploeg maakt een geldig doelpunt als de bal op regelmatige wijze van boven af, door de aan de tegenpartij aangewezen korf valt.

Vak- en functie wissel

Telkens na het maken van twee doelpunten, wisselen de spelers van vak en van functie. De aanvallers worden verdedigers, en de verdedigers aanvallers. Na de rust wordt er van korf gewisseld.

Uitbal

De bal is uit, zodra hij in aanraking komt met de zijlijn van het speelveld, of met een persoon, een voorwerp of de grond buiten het speelveld.

Uitworp

De bal wordt bij het begin van het spel, bij het begin van de tweede helft, en na elke korf vanuit het midden ingespeeld, in het laatste geval door de ploeg waartegen het doelpunt werd gescoord.

Vrije worp

Deze wordt toegekend aan een ploeg, bij een overtreding van de spelregels door de andere ploeg. De vrije worp wordt genomen op de plaats waar de overtreding werd begaan.

Strafworp

Dit is een vrije worp die genomen wordt vanop 2,5 meter voor de paal. De strafworp nemer mag vrij doelen, terwijl de andere spelers op 2,5 meter onderlinge afstand moeten blijven.

Spelregels :

Tijdens het spel is het verboden :

- de bal met been of voet aan te raken.
- de bal met de vuist weg te slaan.
- in liggende toestand de bal te bemachtigen.
- met de bal te lopen.
- alleen te spelen (dribbelen)
- de bal aan een ander te overhandigen
- het spel onnodig op te houden
- een tegenstander te duwen, vast te houden of af te houden.
- een tegenstander zwaar te hinderen.
- een speler van de andere sekse te hinderen/verdedigen of iemand te hinderen/verdedigen die al door een andere spelers wordt gehinderd/verdedigd.
- buiten het eigen vak te spelen.
- in verdedigde positie te spelen.
- te doelen na snijden langs een andere aanvaller.
- onmiddellijk uit een vrije worp of scheidsrechtersworp te doelen
- te doelen bij het spelen zonder rechtstreekse tegenstander wanneer bv. het verdedigingsvak slechts over 3 spelers beschikt tegenover 4 aanvallers.
- een doelworp te beïnvloeden door de paal te bewegen.
- de paal vast de grijpen bij het springen, lopen of afzetten.
- bij het nemen van een vrije worp of een strafworp de daarvoor gestelde bepalingen te overtreden.